Vastgesteld: 15 november 2013
Inleiding
Patiënten met epilepsie worden primair behandeld met anti-epileptica (AE). Doel van de medicamenteuze behandeling is het effectief voorkómen van nieuwe epileptische aanvallen zonder het optreden van bijwerkingen. Bij de behandeling moet een groot aantal keuzes en afwegingen worden gemaakt:
- Wanneer wordt er gestart met een anti-epilepticum?
- Welke behandelstrategie dient te worden toegepast: monotherapie of combinatietherapie?
- Met welk anti-epilepticum wordt gestart? Welk anti-epilepticum moet worden gegeven bij falen van een eerder voorgeschreven middel?
- Wat zijn algemene anti-epileptica die gebruikt worden?
- Wanneer kan de medicatie weer worden gestopt?
- Maakt het uit of generiek of specialité wordt voorgeschreven of afgeleverd?
De behandeling dient te zijn toegesneden op het individu. Belangrijk uitgangspunt is dat alle keuzes en afwegingen bij de behandeling altijd expliciet met de patiënt dienen te worden besproken.
De richtlijn beperkt zich tot in Nederland geregistreerde anti-epileptica.