Vastgesteld: 09 juli 2015
Inleiding
Vanuit de gedachte dat deze richtlijn bedoeld is voor een brede selectie aan (toekomstig) neurologen, is er voor gekozen alleen de behandeling van de meest voorkomende vormen van epilepsie op de kinderleeftijd in deze module op te nemen. Dit zijn de behandeling van de absence epilepsie van de kinderleeftijd, de juveniele myoclonus epilepsie, benigne Rolandische epilepsie (benigne kinderepilepsie met centrotemporale pieken), het Panayiotopoulos syndroom en koortsconvulsies.
Voor de genoemde epilepsiesyndromen gelden de volgende deelvragen:
- Wat is de eerste keus medicatie?
- Wat is de alternatieve medicamenteuze behandeling als het eerste medicament geen of onvoldoende effect heeft?
- Moet bij behandeling van absences klinische of anamnestische aanvalsvrijheid worden nagestreefd of moet er behandeld worden tot het EEG “schoon” is?
- Wat is de eerste keus medicatie?
- Wat is de alternatieve medicamenteuze behandeling als het eerste medicament geen of onvoldoende effect heeft?
- Is behandeling van een kind, adolescent of volwassene met de diagnose juveniele myoclonus epilepsie in alle gevallen levenslang geïndiceerd?
- Is medicamenteuze behandeling bij deze vorm van epilepsie geïndiceerd?
- Wat is de eerste keus medicatie?
- Wat zijn alternatieve medicamenteuze behandelingen als het eerste medicament geen of onvoldoende effect heeft?
- Is medicamenteuze behandeling bij deze vorm van epilepsie geïndiceerd?
- Wat is de eerste keus medicatie?
- Wat zijn alternatieve medicamenteuze behandelingen als het eerste medicament geen of onvoldoende effect heeft?
- Is preventieve medicatie (antipyretica of anti-epileptica, intermitterend dan wel continue) geïndiceerd bij kinderen met (recidiverende) koortsconvulsies?
- Is het verrichten van aanvullend onderzoek na de acute fase geïndiceerd bij kinderen met recidiverende koortsconvulsies?
Epileptische encefalopathiesyndromen zoals het syndroom van Ohtahara, West, Lennox-Gastaut en CSWS ("epilepsy with continuous spike-and-waves during slow-wave sleep”) worden in dit hoofdstuk niet besproken. De werkgroep adviseert kinderen met een dergelijk syndroom of verdenking hierop, te verwijzen naar een expertisecentrum.